OP DIT KUT FORUM PLAATS IK NIETS MEER !!!!!!

  • Lol

    ok nu is het helemaal duidelijk. Wij zullen het wel nooit meer te horen krijgen wat bestuurder doet. Op zo'n leeftijd lijkt mij 900 euro ook zonde van het geld.

  • mwb

    Die rijdt toch echt niet expres je spiegel er af.

    Dat het dom is, ja dat is wat anders.

  • mwb

    Dat is het ook.

    Hij hoeft het onderzoek niet te doen, als hij laat weten dat hij het allemaal niet ziet zitten, dan blijft zijn papiertje ongeldig.

  • KlaasVaak

    Verwar invorderen niet met inbeslaggenomen. Inbeslagname van het authentiek rijbewijs is niet mogelijk, tenzij men oprecht vermoedt dat het vervalst.

    Voorts heb ik hieronder voor hen die dat op prijs stellen de regels over invorderen neergezet.

    Artikel 130 e.v. WVW

    Art. 130.

    1. Indien bij de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de geestelijke of lichamelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, doen zij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan Onze Minister onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. Bij ministeriële regeling worden ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid nadere regels vastgesteld.

    2. Op de eerste vordering van de in artikel 159, onderdelen a en b, bedoelde personen is de bestuurder van een motorrijtuig, ten aanzien van wie een vermoeden als bedoeld in het eerste lid bestaat, verplicht tot overgifte van het hem afgegeven rijbewijs.

    3. De in het tweede lid bedoelde vordering kan worden gedaan indien naar het oordeel van de daar bedoelde personen ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat Onze Minister de geldigheid van het rijbewijs van betrokkene zal schorsen op grond van artikel 131, derde lid, onderdeel a. Het ingevorderde rijbewijs wordt gelijktijdig met de schriftelijke mededeling, bedoeld in het eerste lid, aan Onze Minister toegezonden.

    4. Voor de toepassing van het eerste, tweede en derde lid wordt onder rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen of in een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, waarvan de houder in Nederland woonachtig is.

    Art. 131.

    1. Indien de in artikel 130, eerste lid, bedoelde schriftelijke mededeling naar het oordeel van Onze Minister daartoe aanleiding geeft, besluit hij dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar zijn rijvaardigheid of geschiktheid. Het besluit wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de mededeling genomen.

    2. Onze Minister bepaalt de aard van het onderzoek en bepaalt door welke deskundige of deskundigen het onderzoek zal worden verricht.

    3. Bij het besluit, bedoeld in het eerste lid,

    a. kan worden bepaald dat de geldigheid van het rijbewijs van betrokkene voor een of meer categorieën van motorrijtuigen wordt geschorst tot de dag waarop het in artikel 134, derde lid, bedoelde besluit van kracht wordt, indien op basis van feiten of omstandigheden zodanige vrees bestaat dat betrokkene de veiligheid op de weg ernstig in gevaar kan brengen dat hem met onmiddellijke ingang de bevoegdheid dient te worden ontnomen langer als bestuurder van een of meer categorieën van motorrijtuigen, waarvoor het rijbewijs is afgegeven, aan het verkeer deel te nemen;

    b. wordt, indien de geldigheid van het rijbewijs van betrokkene overeenkomstig onderdeel a wordt geschorst en diens rijbewijs niet overeenkomstig artikel 130, tweede lid, is ingevorderd, bepaald dat betrokkene zijn rijbewijs dient in te leveren;

    c. wordt, indien de geldigheid van het rijbewijs van betrokkene niet overeenkomstig onderdeel a wordt geschorst, doch het rijbewijs wel overeenkomstig artikel 130, tweede lid, is ingevorderd, bepaald dat het rijbewijs onverwijld aan betrokkene wordt teruggegeven.

    4. Indien de schorsing niet op alle categorieën van motorrijtuigen waarvoor het rijbewijs is afgegeven, betrekking heeft, plaatst Onze Minister een aantekening in het rijbewijs, waaruit de omvang van de schorsing blijkt, waarna hij het rijbewijs teruggeeft aan de houder.

    5. Onze Minister kan, indien de in artikel 130, eerste lid, bedoelde schriftelijke mededeling naar zijn oordeel geen aanleiding geeft tot een onderzoek naar de rijvaardigheid of geschiktheid, betrokkene overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels de verplichting opleggen zich binnen een daarbij vastgestelde termijn te onderwerpen aan educatieve maatregelen ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid. De aan deze maatregelen verbonden kosten komen ten laste van betrokkene. Indien het rijbewijs overeenkomstig artikel 130, tweede lid, is ingevorderd, wordt het onverwijld aan betrokkene teruggegeven.

    6. Voor de toepassing van het derde lid, onderdelen a, b en c, vierde lid en vijfde lid wordt onder rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen of in een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, waarvan de houder in Nederland woonachtig is.

    Art. 132.

    1. Degene die zich ingevolge het in artikel 131, eerste lid, bedoelde besluit dient te onderwerpen aan een onderzoek is, behoudens bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde uitzonderingen, verplicht de daartoe vereiste medewerking te verlenen. Gelijke verplichting bestaat voor degene die zich ingevolge artikel 131, vijfde lid, dient te onderwerpen aan educatieve maatregelen ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid.

    2. Bij gebreke van de in het eerste lid bedoelde medewerking besluit Onze Minister onverwijld tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de houder. Onze Minister bepaalt daarbij op welke categorie of categorieën van motorrijtuigen waarvoor het rijbewijs is afgegeven, de ongeldigverklaring betrekking heeft.

    3. Onze Minister doet van het besluit mededeling aan bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen of instanties.

    4. De ongeldigverklaring is van kracht met ingang van de zevende dag na die waarop het besluit tot ongeldigverklaring aan de houder van het rijbewijs is bekend gemaakt.

    5. De houder van het ongeldig verklaarde rijbewijs dient dat rijbewijs, zodra de ongeldigverklaring van kracht is geworden, in te leveren bij:

    a. Onze Minister indien het ongeldig is verklaard voor alle categorieën waarvoor het is afgegeven;

    b. degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen indien het niet voor alle categorieën waarvoor het is afgegeven, ongeldig is verklaard dan wel indien de ongeldigverklaring betrekking heeft op een deel van de geldigheidsduur.

    6. Voor de toepassing van het tweede en het vijfde lid wordt onder rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen of in een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, waarvan de houder in Nederland woonachtig is.

    Art. 133.

    1. Het onderzoek kan in gedeelten plaatsvinden. Tijd en plaats van het onderzoek worden overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels vastgesteld.

    2. Het onderzoek vangt zo spoedig mogelijk aan.

    3. De bevindingen van het onderzoek worden door de deskundige of deskundigen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk acht weken na aanvang van het onderzoek dan wel van het eerste gedeelte daarvan, schriftelijk medegedeeld aan Onze Minister.

    4. Onze Minister kan in bijzondere gevallen toestaan dat door de deskundige of deskundigen van de in het derde lid genoemde termijn wordt afgeweken.

    Art. 134.

    1. Onze Minister stelt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de bevindingen van de deskundige of deskundigen, de uitslag van het onderzoek vast. Van deze uitslag doet Onze Minister mededeling aan betrokkene. Indien een of meer deskundigen bij hun bevindingen hebben aangetekend dat inzage daarvan naar hun oordeel kennelijk ernstig nadeel voor betrokkene zou opleveren, deelt Onze Minister de bevindingen schriftelijk mede aan de door betrokkene aangewezen vertrouwensarts.

    2. Indien Onze Minister van oordeel is dat de door hem vastgestelde uitslag van het onderzoek grond oplevert voor ongeldigverklaring van het rijbewijs, deelt hij dit mede aan de houder, tevens onder mededeling van de bevoegdheid van betrokkene om binnen twee weken een tweede onderzoek te verlangen. Een deel van de aan dit tweede onderzoek verbonden kosten, waarvan de hoogte bij ministeriële regeling wordt vastgesteld, komt ten laste van betrokkene. De artikelen 132 en 133 alsmede het eerste en derde lid van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing.

    3. Indien Onze Minister besluit dat het rijbewijs van de houder ongeldig wordt verklaard, wordt daarbij bepaald op welk deel van de geldigheidsduur alsmede op welke categorie of categorieën van motorrijtuigen waarvoor het rijbewijs is afgegeven, de ongeldigverklaring betrekking heeft. Artikel 132, vierde en vijfde lid, is van toepassing.

    4. Indien Onze Minister het rijbewijs niet ongeldig verklaart, kan hij aan betrokkene overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels de verplichting opleggen zich binnen een daarbij vastgestelde termijn te onderwerpen aan educatieve maatregelen ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid. De aan deze maatregelen verbonden kosten komen ten laste van betrokkene. Artikel 132 is van overeenkomstige toepassing. Indien het rijbewijs overeenkomstig artikel 130, tweede lid, is ingevorderd, wordt het onverwijld aan betrokkene teruggegeven.

    5. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen of in een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, waarvan de houder in Nederland woonachtig is.

  • - Gerard -

    Ik ken het reisgedrag van meneer niet. OV kost ook klauwen geld.

  • - Gerard -

    Ik heb altijd begrepen dat de politie alleen kan invorderen. Innemen kan alleen een OvJ. Ongeldig verklaren is de bevoegdheid van CBR. Ik weet niet of politie dan wel een OvJ dat kan en het lijkt me eerlijk gezegd ook sterk dat de politie dat zou kunnen.

  • KlaasVaak

    klopt, ik wilde nog wat details opzoeken en erbij plaatsen en toen zag ik dat ik zelf de termen verwisseld had

    nu staat er wat ik wilde zeggen…

  • KlaasVaak

    Je krijgt een bon, of kunt er een krijgen, na het begaan van een strafbaar feit.

    Dat kan ook bij je eerste strafbare feit en zelfs als dat pas op je 92e is.

    In dat laatste geval: petje af voor de bestuurder, maar de combinatie van beide toont waarschijnlijk eens te meer aan dat het een kwestie is van bekwaamheid, want kennelijk ging het daarvoor wel altijd goed.

    Het lijkt ook logisch dat je een bekeuring krijgt: waaruit blijkt anders dat agenten de bekwaamheid in twijfel trekken.

    Uit een proces-verbaal kan en zal blijken wat de situatie is die zich voordeed.

    Uit het PV blijkt verder dat de agenten deze situatie dermate ernstig vonden om PV op te maken.

    Zonder PV kun je weer verbaast zijn en zeggen: geen PV maar wel vinden dat de bekwaamheid niet meer aanwezig is.

  • Reja

    Mobiliteit kan erg belangrijk zijn voor senioren. Misschien wel belangrijker dan wij beseffen.

  • KlaasVaak

    misschien kan hij nog verder rijden in een brommobiel

    de ingetrokken ‘rijvaardigheid’ hoeft nl. niet te gelden voor alle categorieën

    wellicht behoudt hij (het recht op) een AM rijbewijs

    of je daar altijd even blij mee moet zijn is een andere discussie B)