Jij schrijft in je eerste reactie:
"part. beveiligers zijn niet wettelijk bevoegd vast te stellen of een ID-bewijs vals of echt is"
En in je tweede:
"Waar staat in de wet dat een beveiliger WETTELIJK bevoegd is vast te stellen of een ID bewijs echt of vals is?
Nergens dus, of jij moet het wetsartikel even naar voren kunnen toveren."
Om te vervolgen:
"Particuliere beveiligers KUNNEN eenvoudig niet vaststellen of een ID echt is of niet.
Omdat ze daartoe niet wettelijk bevoegd zijn. Die bevoegdheid ligt bij de overheid."
Dus omdat je niet bevoegd BENT, KUN je iets niet?
En als een beveiliger niet WETTELIJK bevoegd is zegt niets over het civiele recht om dit als voorwaarde te stellen.
Idem jouw voorbeeld over visitatie: Wettelijk mag je het niet maar je doet het onder omstandigheden wel. Dat is van dezelfde orde.
Verder schrijf je:
"ik zie het al voor me. Een persoon meldt zich de beveiliger, hij heeft een afspraak, maar legitimatie is verplicht.
De beveiliger vertrouwt het niet en stuur de persoon heen. Ben ik benieuwd hoelang die beveiliger daar nog werkt. Bij herhaling niet lang denk ik."
Als je dat standpunt inneemt zijn er slechts 2 conclusies:
1 je zegt tegen de opdrachtgever dat hij de verkeerde persoon (een beveiliger) heeft ingehuurd en dat hij een agent moet inhuren.
2 je zegt dat hij de verkeerde eisen stelt aan de beveiliger en dat zijn instructies niet kloppen.
Wat heeft een ID-bewijs voor nut in de maatschappij als niemand bevoegd is te handelen bij de confrontatie met een vals ID-bewijs?
Als je werk- of opdrachtgever van jou, als beveiliger, verlangt dat je ID-bewijzen controleert zul je jezelf moeten afvragen: Kan ik dat / Mag ik dat?
Als in ‘Heb ik de vaardigheid en de kennis om dat te doen’. of Ben ik bevoegd om dat te doen.
In civiele zaken ben je dat. Daar kunnen we woordspelletjes en grammatica op loslaten en heel lang over zeuren.
Het is simpel: je mag binnenkomen als je voldoet aan de gestelde eisen. Zoniet, niet naar binnen.
Idem in een belwinkel: Je MAG een telefoon kopen mits je je met een geldig identiteitsbewijs legitimeert. (ja dat schrijf ik bewust zo). Zoniet, geen deal.
Een bedrijf verlangt een identificatie in de huisregels of in de algemene voorwaarden.
De ontvanger van de dienst/het goed of de bezoeker voldoet eraan of niet.
Ergo: jij bent bevoegd tot het verlenen van de toegang of dienst op de gestelde voorwaarden.
Het niet verstrekken van dienst of toegang wordt nooit een politiezaak, mits jij gegronde reden hebt om te twijfelen aan het ID-bewijs.
Sterker nog: als jij zegt dat een persoon met een geldig identiteitsbewijs niet (meer) welkom is dan heeft hij te vertrekken.
En dan komt de sterke arm daar eventueel bij helpen. Zonder opgaaf van redenen waarom die persoon niet meer welkom is.
De rest kan die persoon uitzoeken met een advocaat of rechter.
Heb jij vanuit je werkinstructies een identiteit te controleren MOET je weten wat er in omloop is.
Ontbreekt het daaraan kun je niet controleren. Dan doe je maar wat.
En als je zonder kennis van zaken ‘controleert’ (tussen aanhalingstekens, want van een controle is geen sprake meer)
en je twijfelt (wat al snel het geval moet zijn) dan kun je iemand weigeren maar weet je niet of dat terecht is.
Met alle mogelijke gevolgen van dien: dat de opdrachtgever of werkgever verontwaardigd is over je handelen.
Dus wat er dan vaak gebeurt bij hen die niet weten wat ze doen is: Interessant naar een ID-bewijs kijken en vervolgens iemand toelaten.
Vooral niet aan de opdrachtgever laten merken dat je geen idee hebt wat je doet en hopen dat het lang onopgemerkt blijft.
Ik stel daarom dat je van actualiteiten op de hoogte moet zijn, vakliteratuur moet lezen en je op de hoogte moet zijn van gangbare ID-bewijzen en hun echtheidskenmerken.
En ook van actuele geruchten en trucjes. Berichtgevingen van vakcollega's over waar zij tegenaangelopen zijn bijvoorbeeld.
Met betrekking tot mijn woordkeuze: “met een geldig identiteitsbewijs legitimeren” het volgende:
Het lijkt een terugkerend stokpaartje van je, het woordspel over ID en legitimatie: daar is nog nooit een zaak stuk op gegaan.
Ongeacht wat Van Dale daar als definitie aan geeft. Daar ga ik me dus verder niet over uitlaten.
Evenzo jouw taaltechnische standpunt over bevoegd zijn een ID op echtheid te controleren en bevoegd zijn dat te doen.
Met die starre houding zou jij bij elke opdrachtgever de beveiligingsinstructies aan de orde moeten stellen en in verweer moeten springen.
Een opdrachtgever verwacht niet dat jij klakkeloos iemand toelaat nadat jij een willekeurig, ter inzage overhandigd, pasje hebt bekeken op het moment dat jij een ID-bewijs hebt gevraagd.
Hij zal verwachten dat jij gangbare ID-bewijzen weet te herkennen en een pasje van de postduivenclub niet accepteert als ID-bewijs.
Hoe jij verder omgaat met die klant (wegsturen of de opdrachtgever in kennis stellen) laat ik aan jou(w opdrachtgever).
Ik heb opdrachtgevers gehad die het overlieten aan de beveiliging en zorgden voor duidelijke instructies: Niet voldoen aan instructies? Opzouten.
En vooral de opdrachtgever niet lastigvallen. Dat zal niet overal (meer) kunnen.
Zeker niet als men tegenwoordig een legitimatiebewijs van de postduivenclub niet van een ID-bewijs kan of wil onderscheiden.
Of dat is omdat de beveiliger het niet kan, of wèl kan maar zich op het standpunt stelt dat hij daartoe niet bevoegd is.