Dat een beschikking niet hetzelfde is als een proces-verbaal is mij duidelijk. Dat aan een beschikking geen opsporingsonderzoek voorafgaat is ook duidelijk. We zijn het er ook over eens dat een bestuursrechtelijke beschikking onder een andere wettelijk regime tot stand komt met eigen bevoegdheden. Laten we dat achter ons laten, maar nu het moment dat het bij de rechter ligt.
De vraag is of de methode waarvan een rechter zich mag bedienen bij de beoordeling of een beschikking rechtmatig (bestuursrechter) is opgelegd ofwel of een bepaald feit wettig en overtuigend bewezen (strafrechter) dusdanig van elkaar verschilt dat in het strafrechterlijke geval betreffende casus leidt tot een veroordeling en in het bestuursrechtelijke geval niet omdat het bestuursrecht daarvoor geen ruimte biedt. Voor de duidelijkheid: ik zeg niet dat de bestuursrechter gebruik mag maken van het bewijsregime dat geldt voor een strafrechter, maar wel dat deze regimes dermate op elkaar lijken dat dit bij de beoordeling of een verkeersovertreding wel / of niet is begaan geen verschil maakt.
De kern van de zaak is m.i. niet dit punt, maar wat in art. 5 Wahv staat: “indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden…” De ambtenaar moet vaststellen dat de gedraging heeft plaatsgevonden. De wet schrijft niet voor hoe de ambtenaar dit vaststelt. Ik ben geen verkeersspecialist maar weet wel van recht, als iemand mij kan wijzen op een bepaling waar dit nader is uitgewerkt en waaruit volgt dat dit inhoud dat de ambtenaar de gedraging met eigen ogen moet zien gebeuren hoor ik het graag. (we zijn het erover eens dat dit in de praktijk veelal betekent dat de agent de gedraging zelf gezien moet hebben).
Een ander voorbeeld dat mij te binnen schiet (ik weet niet of het nog gebeurd) maar van vroeger weet ik dat wij wel een bekeuring schreven voor het niet dragen van de gordel omdat wij van achter de gordelgesp zagen hangen. Strikt genomen zagen wij niet dat de bestuurder de gordel niet droeg, maar was dit de (logische?) gevolgtrekking.